Hoofdstuk 4 Les 3: Cybersecurity, Pagina 3

Hints voor het Caesarcijfer

Hier is een voorbeeld van een schuifcijfer-algoritme. Doe het op je eigen manier.

  1. Creëer en initialiseer (maak leeg) drie variabelen om een set tekens op te slaan invoerTekst, schuifWaarde en uitvoerTekst.
  2. Klare tekst is niet-versleutelde tekst.
  3. Vraag aan de gebruiker om een klare tekst in te voeren die versleuteld moet worden. Maak de invoerTekstvariable gelijk aan het antwoord van de gebruiker.
  4. Vraag de gebruiker om een schuifwaarde in te voeren voor het schuifcijfer. Als het antwoord een getal is:
    • Maak de schuifWaardevariabele gelijk aan het antwoord.
    • Vraag de gebruiker of hij wil versleutelen of ontcijferen.
    • Roep dan een functie aan om de data te versleutelen of ontcijferen. Hier is een voorbeeld van een versleutelalgoritme. Je kan:
      • Dit voorbeeld nabouwen en zelf een decodeeralgoritme schrijven.
      • Dit voorbeeld veranderen in een versleutel/decodeerblok dat een negatieve schuifwaarde gebruikt om te decoderen.
      • Een eigen functie maken en dit voorbeeld negeren.

      Geen Afbeelding
      Zie je hoe de Versleutelfunctie een simpele functie gebruikt: Versleutel één letter? Dit blok versleutelt maar één teken. Deze abstractie maakt de code makkelijker om te gebruiken.
  5. Hier zijn een aantal blokken om Versleutel één letter mee te bouwen:

    Geen Afbeelding

  6. Controleer of je code naar wens werkt.