In deze les leer je over een aantal abstracties die zorgen dat het internet goed kan functioneren.
Op deze pagina leer je hoe de adressen van computers werken.
Het internet is niet alleen een netwerk van computers. Het is ook een netwerk van netwerken. De verbindingspunten tussen netwerken heten routers, deze apparaten begeleiden verkeer door subnetwerken van het internet. De routers weten alleen hoe ze informatie door moeten geven aan de volgende router of aan de bestemming; de routers kijken niet wat er in het datapakketje zit. Dat wil zeggen, zolang je woont in een land zonder internetcensuur. De informatie van het pakket bekijken en begrijpen gebeurt pas op de eindbestemming. Dit heet het end-to-end-principe.
Een router is een apparaat dat informatie van het ene naar het andere netwerk doorgeeft. NB De uitspraak van router gebeurt in het Engels op twee manieren. In het Nederlands spreken we de ou op z'n Amerikaans uit, als au.
De end-to-end-architectuur van het internet betekent dat routers zich alleen druk maken over een bericht doorsturen naar een P-adres. Ze doen niks met de inhoud van het bericht. De inhoud begrijpen is het werk van de computers aan de uiteinden: de zender en de ontvanger.
Ieder apparaat op het internet heeft een uniek IP-adres (of meer dan een als het een router is). Het internetprotocol specificeert hoe een router een verzoek voor een ander IP-adres afhandelt. Iedere router kent de indeling van zijn specifieke buurt van het internet en weet welke kant hij een pakketje moet sturen om het een beetje dichterbij zijn bestemming te krijgen. Het feit dat een router niet het hele internet hoeft te kennen is goed voor de schaalbaarheid.
Normaliter zijn er veel mogelijke paden van het ene eindpunt naar het andere. Deze redundantie laat het internetprotocol alternatieve paden vinden als een router in het midden van het pad wegvalt. Dit is het principe van fouttolerantie.
Wanneer je data verzendt over het internet, verdeelt het IP-programma in je computer de data in pakketjes die het afzonderlijk verstuurt. Ieder pakketje kan zelfs een andere route nemen. Dit proces is wat het internet een pakketgeschakeld netwerk maakt.
Een pakketgeschakeld netwerk betekent er kleine pakketjes informatie worden verstuurd, geen lange aaneengesloten reeksen.
De hoeveelheid gedetailleerde informatie die je uit een IP-adres kan halen is best verrassend en ook een beetje eng, vooral wanneer je nadenkt over de manieren waarop die informatie gebruikt kan worden.
Alle vier de groepen in een IP-adres zijn bytes van 8 bits met een waarde tussen de 0 en 255 (zie het plaatje rechts). Een 32-bit IPv4-adres (de 'v' staat voor 'versie') is groot genoeg om 232 computers te ondersteunen. Dat is ongeveer vier miljard (4 · 109), maar er zijn meer dan zeven miljard mensen op aarde, dus er zijn niet genoeg IPv4-adressen voor iedereen.
De langetermijnoplossing is om de lengte van IP-adressen te vergroten. De nieuwe IPv6-adressen zijn 128 bits groot, dat is genoeg om 2128 (ongeveer 1038) apparaten te ondersteunen.